Oefenen met examenopdrachten!

Wanneer je wilt leren voor toetsen, is een van de beste manieren: oefenen met opgaven! Op deze pagina bieden wij de mogelijkheid te oefenen met examenopgaven over het onderwerp geslachtshormonen. Deze opgaven vergen wel veel kennis. Het is daarom verstandig om eerst de samenvatting door te lezen en de begrippen te bekijken. Wanneer je dit goed snapt, zullen de opgaven de volgende uitdaging zijn!

Wanneer je klaar bent met het oefenen, of twijfelt over je antwoord: kijk het dan na bij de pagina: antwoorden. 

 

Opgave 1:   Rabiës

Hondsdolheid of rabiës is een besmettelijke virusziekte die onder mensen wereldwijd meer dan 50.000 dodelijke slachtoffers per jaar eist. De ziekteverwekker wordt overgedragen via speeksel door een beet van een besmet zoogdier. Dit hoeft lang niet altijd een dolle hond te zijn: vooral vleermuizen en vossen zijn berucht als gastheer. Het virus vermeerdert zich in de eerste fase na besmetting in de spieren. Als de concentratievirusdeeltjes hoog genoeg is, dringt het virus het zenuwstelsel binnen. In deze fase zijn de symptomen: lichte koorts, hoofdpijn, verminderde eetlust, keelpijn en misselijkheid. Via zenuwcellen bereikt het virus het centrale zenuwstelsel. Dan begint de neurologische fase van het ziekteproces met als symptomen: hyperactiviteit, nekstijfheid, stuiptrekkingen, en verlammingsverschijnselen. Bij ongeveer de helft van de patiënten treedt hydrofobie op. Dat wil zeggen dat bij het zien van vloeistof of bij een poging tot drinken spierspasmen ontstaan van de slik-, nek- en/of ademhalingsspieren, met als gevolg ‘schuim op de mond’. Uiteindelijk raakt de patiënt in coma. Als de zenuwen in het ademhalingscentrum aangetast worden, kan dit de patiënt fataal worden.

1. De eerste weken ontsnapt het virus aan het afweersysteem van zijn gastheer. Op welke plaats bevindt het virus zich dan?

A. in het bloedplasma

B. in een cel

C. in het maag-darmkanaal

D. in de weefselvloeistof

 

Patiënten die vóór het intreden van de neurologische symptomen geen behandeling hebben gehad, zijn over het algemeen niet meer te redden. In een uniek geval overleefde een meisje dat al kenmerken van rabiës vertoonde toen ze in het ziekenhuis werd opgenomen. De behandelende artsen brachten het meisje in coma en gaven haar een cocktail van interferon en ribavirine. Terwijl deze medicijnen de vermeerdering van de ziekteverwekker tegengingen, had het immuunsysteem van het meisje de tijd om voldoende afweer tegen de ziekteverwekker op te bouwen. Toen ze na anderhalve week uit haar kunstmatige coma werd gehaald, knapte ze op en bleek een minimale hersenschade te hebben opgelopen.

 2.  Leg uit waarom er geen antibioticum wordt ingezet tegen de ziekteverwekker van rabiës.

   

Terwijl het meisje in coma lag, produceerde witte bloedcellen antistoffen die een rol spelen in de afweer tegen rabiës.             3. Welke cellen produceren antistoffen? Behoren deze cellen tot de specifieke of tot de a-specifieke afweer?

          cellen              afweer 

A. B-lymfocyten      a-specifieke

B. B-lymfocyten      specifieke

C. T-lymfocyten       a-specifieke

D. T-lymfocyten       specifieke

 

Opgave 2:  Toch niet ziek met HIV

Sommige mensen hebben door hun gedrag een groot risico om besmet te worden met HIV. Uit onderzoek blijkt een aantal van hen slechts sporen van HIV in het bloed te hebben. Het gaat dan om bijzonder kleine hoeveelheden HIV-DNA in bloedcellen. Toch zijn ze seropositief. Bij seropositieve personen zit er minstens duizend maal zoveel HIV-DNA in bloedcellen. Blijkbaar kan een infectie met HIV in sommige gevallen beperkt blijven tot een gering aantal bloedcellen. Hierna stopt de infectie.

4. Een persoon is seropositief en in zijn bloed bevinden zich HIV-DNA en antistoffen tegen HIV. In welk bestanddeel van het bloed bevindt zich het HIV-DNA en in welk bestanddeel de antistoffen?

     HIV-DNA                     antistoffen

A. rode bloedcellen       bloedplasma

B. witte bloedcellen      bloedplasma

C. rode bloedcellen       witte bloedcellen

D. witte bloedcellen      rode bloedcellen

 

Veel virussen maken wel ziek maar worden op den duur door het lichaam met succes bestreden. Het organisme is daarna in de meeste gevallen immuun voor het virus. 

5. Beschrijf op welke wijze een besmetting met deze virussen leidt tot immuniteit. 

 

Opgave 3:  Maden in het ziekenhuis

Het komt nogal eens voor dat grote huidwonden slecht genezen. Afgestorven weefsel remt de heling en kan zelfs zeer schadelijk zijn. De bacteriën in het afgestorven weefsel produceren toxines die het gezonde weefsel binnendringen. Amputatie kan dan noodzakelijk zijn. Tot voor kort was de enige remedie bestrijding met antibiotica en verwijderen van afgestorven weefsel. Door de opkomst van antibiotica-resistente bacteriestammen en de schade aan het gezonde weefsel bij chirurgische ingrepen heeft men teruggegrepen op een oude techniek: behandeling met maden. 

Maden zijn larven van vliegen, die veel voedsel nodig hebben. de made van de Vleesvlieg (Lucilia sericata) is gespecialiseerd in dood organisch materiaal als voedsel. In een aantal ziekenhuizen gebruikt men speciaal gekweekte steriele maden bij lastige wonden. Het speeksel van deze maden lost het dode weefsel op (het levende niet), waarna de maden het gevormde mengsel (inclusief bacteriën) opzuigen. 

6. leg uit hoe, door het gebruik van antibiotica, de bacteriestammen die resistent zijn voor antibiotica, de overhand hebben genomen 

 

Opgave 4:  Eigen vragen

Toen Koen een baby was, had hij veel last van koemelkallergie. Alle producten waar koemelk in verwerkt zat kon hij niet verdragen. Wanneer hij het toch binnenkreeg, kreeg hij uitslag over zijn hele lichaam.

7. Hoe worden de fragmenten genoemd die een allergische reactie oproepen?

 

Een onderzoeker heeft onderzocht dat ongeveer 12% van de Nederlandse bevolking ooit besmet is geraakt met Borrelia. Dit blijkt uit bloedtesten, waarbij antistoffen tegen Borrelia zijn aangetoond. 

8. Welke van de volgende bloedbestanddelen produceren deze antistoffen?

A. Bloedplaatjes

B. Bloedplasma

C. Rode bloedlichaampjes

D. Witte bloedcellen

 

Opgave 5:  invuloefening

Geef aan welk begrip er omschreven wordt. Kies uit de volgende mogelijkheden: 

 

 geheugencellen          incubatietijd            virus          

 fagocytose                  mestcellen               vaccinatie

 huid                               transfusie                antigenen

 slijmvliezen                 lymfocyten              maag

 

9. In dit orgaan vindt chemische afweer plaats in ons lichaam.

10. Deze cellen geven histamine af bij een allergie.

11. Tijd tussen de besmetting en de eerste ziekteverschijnselen.

12. Cellen die er voor zorgen dat je bij de eerstvolgende infectie de antigeen meteen herkent.

13. Een ziekteverwekker.

14. De luchtwegen zijn bekleed met .................... die een deel van de mechanische afweer vormen.

15. Insluiting en vertering van ziekteverwekkers door fagocyten.

16. Witte bloedcellen die zorgen voor specifieke afweerreacties.

17. Hierbij wordt een verzwakte of dode ziekteverwekker ingespoten. 

18. Lichaamsvreemde eiwitten op een celmembraan.

19. Orgaan dat belangrijke rol speelt bij onze mechanische afweer.

20. Donatie van bloed van de ene naar de andere persoon.

Maak jouw eigen website met JouwWeb